Laatst vroeg mijn dochter van 11: ‘Papa, jij doet toch iets in de i tee? Wat doe je dan precies? Nintendo’s bouwen?’
‘Nou Linda’, antwoordde ik, ‘je vader helpt klanten met het benchmarken van hun leveranciers, bijvoorbeeld de leveranciers die hun software ontwikkelen en beheren.’ Ik zag haar denken: benchmarken, leveranciers, software beheren… waar gaat dit over? Dus ik moest haar uitleggen dat er een hele wereld is met software buiten de Mario Karts, Pokémon Go’s, Youtubes en Spotify’s en dat het ontwikkelen van goede software voor veel organisaties van extreem groot belang is. ‘Denk maar eens aan de programma’s die je op school gebruikt. Je moet je voorstellen dat er veel leveranciers zijn van lesmateriaal op de computer, maar waarschijnlijk heeft jouw school gekozen voor de pakketten die jullie gebruiken op basis van de afweging van prijs en kwaliteit maar ook op basis van de functionaliteit die het pakket biedt.’
Functionaliteit. Nóg zo’n moeilijk woord. Ook dat moest ik natuurlijk uitleggen. Mensen communiceren met software door middel van de functionaliteit die hen wordt geboden. Zo kun je een Engelse les openen, oefeningen maken, die laten corrigeren en je leerresultaten en voortgang opslaan. Dat is allemaal functionaliteit die de software jou als gebruiker biedt. Andere softwarepakketten bieden mogelijk dezelfde, of heel andere functionaliteit. En ja, de hoeveelheid functionaliteit kun je meten met een internationale standaard, zoals je ook jouw lengte kan meten in centimeters en jouw gewicht kunt meten in kilo’s. Omdat het een internationale standaard is, kun je metingen vergelijken en op basis daarvan conclusies trekken.’
‘Ah’, zei ze, ‘je kunt dus meten hoeveel functionaliteit een app aan de gebruikers biedt en aan de hand hiervan meten of de klant een goede prijs heeft betaald.’ Briljant. Ze leek het echt te snappen.
‘En jij helpt organisaties om de beste functionaliteit te kiezen?’
‘Nou, dat niet’, zei ik. ‘Maar ik meet wel hoeveel functionaliteit een leverancier levert voor het bedrag dat de klant betaalt en met welke kwaliteit deze software wordt opgeleverd. In de IT-wereld komt het nog vaak voor dat er geen goede afspraken worden gemaakt met betrekking tot zaken als productiviteit, kosten efficiency, leversnelheid en kwaliteit. En zeker nu tegenwoordig het risico in applicatieontwikkeling weer volledig naar de klant is geschoven in de huidige wereld van Agile en DevOps teams. ‘Time en Material’ projecten, gebaseerd op ongrijpbare en niet gestandaardiseerde meeteenheden als storypoints, zorgen ervoor dat de klant nooit volledig grip krijgt op de voortgang. De klant betaalt soms heel veel geld en moet de leverancier dan maar geloven dat alles goed komt. Soms komt het goed, maar heel vaak ook niet. Dan is het geld op en is nog maar een deel van de software gerealiseerd dat op dat moment gereed zou moeten zijn. Ik help organisaties grip te krijgen op de geleverde prestaties, deze objectief te meten en op basis hiervan kunnen verbeteringsinitiatieven worden gestart of kan de leverancier worden gevraagd zijn beloftes na te komen of de prijs te verlagen.’
Dit was toch duidelijk een brug te ver om allemaal te bevatten voor een meisje dat in groep 8 zit van de basisschool.
‘Tjonge, dat klinkt best heftig’, zei ze. ‘Maar ik zou het leuker vinden als je Nintendo’s zou bouwen, dan kon ik misschien korting krijgen op zo’n mooie DS.’
Tja, kinderen blijven kinderen…