Datacenters, durf te remmen!

In de jaren ‘60 en ‘’70 ben ik opgegroeid in Laren, Noord-Holland. Dat was in die tijd nog een prachtig en lommerrijk plaatsje met minimaal acht ambachtelijke bakkers die zelf nog hun brood bakten. Als je naar school fietste rook het er heerlijk. Als je nu door Laren fietst, loop je tegen een muur op van tientallen, exact op elkaar lijkende, modezaken van veel te dure merken. Ik weet uit betrouwbare bron dat de oude sfeer door veel mensen gemist wordt. Dit heeft overigens niks met nostalgie of leeftijd te maken.

Ik trek graag de parallel met de dichtbebouwde industrieterreinen met hoge, raamloze, zwarte betonnen panden waar veelal datacenters in huizen. Er zijn niet minder dan 33 datacenters in Amsterdam en omgeving op een kleine 20 vierkante kilometer.

Uit de grond gestampt

Ons kantoor bevindt zich op Schiphol-Rijk waar onder andere Equinix in hoog tempo meerdere datacenters uit de grond stampt. Prachtige technologie aangestuurd door intelligente software en robotsystemen. Vele duizenden vierkante meters die relatief weinig werkgelegenheid opleveren en bijzonder veel stroom vragen. Meer dan 5 procent van de stroomcapaciteit in Amsterdam en omgeving wordt opgeëist door datacenters.

Nu heb ik helemaal niks tegen datacenters, ik vind ze zelfs prachtig van binnen en ronduit indrukwekkend als je erin rondloopt. Maar ik lees nu in veel kranten en op websites dat het schadelijk is voor de nationale economie als gemeentes iets langer gaan nadenken over de zin en onzin van het blind laten neerzetten van deze zwarte dozen. Maar wellicht is eerst goed nadenken helemaal zo gek nog niet. Sterker, dat is zelfs heel verstandig.

Te hard?

Op het eerste gezicht stuiten de recente commentaren van Dutch Data Center Association DDA in de media mij flink tegen de borst. Het lijkt nogal opportunistisch en naïef om alleen te wijzen op voordelen als de vele investeringen die buitenlandse bedrijven doen en de kansen die dit biedt voor de Nederlandse economie. Nadelen zijn er natuurlijk ook. Zouden de leden van deze club zelf nooit eens de gedachte hebben gehad: gaat dit niet te hard? Even die twijfel hebben gevoeld als ze weer eens door Schiphol Rijk of de Haarlemmermeer reden? Ontwikkelingen als Artficial Intelligentie en cloud computing slaan echt niet dood als we even niet gaan uitbreiden, dat weet DDA zelf ook.

In een eerste reactie op de eigen website roept de datacenter associatie in een persbericht op tot een constructieve dialoog met de gemeentes. Dat is hard nodig, want in de regio Amsterdam is al jaren een nijpend tekort aan netcapaciteit. De verdeling van die schaarse nutsvoorziening moet met beleid gebeuren. Daarnaast moet er een doorbraak komen in warmtenetten. Dat kan als de restwarmte van datacenters het stempel hernieuwbare energie kan krijgen. Voor een doorbraak op deze punten moeten beide partijen over hun eigen schaduw stappen.

Geëxplodeerd

Ik weet dat ze in de gemeente Laren met man en macht weer proberen om wat echte bedrijvigheid in het dorp terug te krijgen. Er is een groot probleem; de vierkante meterprijs is zo geëxplodeerd dat de gewone ondernemer dit niet meer kan opbrengen. De grote modezaken gelukkig ook niet meer.

Wie is het nieuwe paard van Troje?

Iedereen heeft het wel eens gespeeld op een regenachtige dag: het uitbeelden van een woord of woordencombinatie met gebaren. Hints is ook jarenlang een komisch spelprogramma op de televisie geweest, waarbij twee teams van BN’ers moesten raden wie, wat of waar ze waren. Het spel is hartstikke relevant gezien alle aankondigingen in de IT sourcing en -servicesindustrie van de afgelopen tijd.

Een jaar of zeven geleden was de IT-industrie nog overzichtelijk. Er waren aan de ene kant leveranciers die infrastructuur oplossingen aanboden en aan de andere kant had je applicatie specialisten, softwareleveranciers en consultancy firma’s. Vervolgens kwam clouddienstverlening sterk op, data werd aangeboord als het nieuwe goud en niet te vergeten het internet der dingen knoopte alles en iedereen aan internet. Marktpartijen buitelden over elkaar heen om deze technologietrends toepasbaar te maken. Prachtige teksten en nog mooiere business oplossingen sieren de marketinguitingen sindsdien: ‘IT en technologie drive business!’

Hier is de eerste acte in het Hints-spel op gericht. Het lijkt erop alsof alle marktpartijen hun specialisme hebben afgezworen en steeds meer kunnen. Infrastructuur specialisten zijn uitgegroeid tot cloud service integrators, die applicatie-omgevingen probleemloos overzetten naar volledig beveiligde en beheerde omgevingen. Softwareleveranciers nemen infrastructuurpartijen over zodat ze full stack cloud oplossingen kunnen leveren. Alles en iedereen praat over de digitale IT-transformatie van de klant en de bijbehorende platform economie, maar gaat het werkelijk alleen om de klant?

Eigen belang

Laten we niet vergeten dat hier, naast de onontbeerlijke focus op toegevoegde waarde voor de klant, leveranciers zichzelf en hun eigen continuïteit vooral ook niet vergeten. Nu de contracten voor IT-services flexibeler ingericht worden en vaak kleiner van omvang zijn, moeten zij ergens anders hun continuïteit en omzet vandaan halen. Wie had ooit gedacht dat kennis van Splunk, ServiceNow of Microfocus zo belangrijk zou worden? Zelfs consultancyfirma’s als KPMG, EY en Deloitte zijn stevig aan het investeren in deze kennis en komen ook nog met eigen platformvoorzieningen. Dit maakt hen in de markt voor IT transformaties tot een directe concurrent van traditionele system integrators en IT-dienstverleners. In de nieuwste marktontwikkelingen doen ook sourcing adviespartijen als ISG en Quint hun zet in de platformeconomie. Dat biedt immers meer continuïteit en terugkerende omzet. Dit creëert waarde voor de aandeelhouders.

Zo is de cirkel rond. Alle marktpartijen zijn in beweging gekomen en hebben hun positie in de markt voor digitalisering ingenomen. De nieuwe rol, die marktpartijen op hebben gezocht door hun nieuwe disciplines en acquisities, zet de verhoudingen in een toch al volle markt verder onder druk. Traditionele IT-dienstverleners hebben er een nieuwe groep concurrenten bijgekregen. Deze act van het Hints-spel geeft een Paard van Troje gevoel. Want wat moet je met het advies om voor je servicemanagement vooral ServiceNow in te zetten, als de adviserende organisatie dit platform ook voor jouw organisatie kan implementeren en beheren?

Het advies voor de juiste oplossing is op deze manier op zijn best gekleurd geworden. Wie halen we in huis en wat is het echte doel achter het advies, worden belangrijke vragen om te stellen. Daarnaast kan het ook geen kwaad als er meer transparantie komt in de ecosystemen tussen klant en zijn leveranciers.

Samenwerking CAST en METRI

Bron: CIO Magazine – ICT Media.

Benchmark- en adviesorganisatie METRI en CAST Software zijn een strategische samenwerking aangegaan. Harde data over software- en systeemkwaliteit gecombineerd met benchmarkgegevens over een specifieke markt. Het resultaat is dat bedrijven softwareontwikkeling kunnen aansturen vanuit een strategisch en holistisch perspectief.

Waar CAST Software inzicht geeft in de systeemkwaliteit door geautomatiseerde en gestandaardiseerde controle van softwarecode, ligt de geschiedenis van METRI op het terrein van benchmarking en performancemanagement. Aanvankelijk vooral gericht op infrastructuur en connectiviteit. Later is hier vendorselectie en advies rondom sourcing bij gekomen. “Omdat uiteindelijk het verschil wordt gemaakt op het gebied van de businessapplicaties zijn we daar meer de focus op gaan leggen”, vertelt METRI-directeur Paul Cornelisse. “We deden al benchmarking rondom ontwikkeling, ondersteuning en onderhoud van applicaties, maar vooral gericht op de prijs. Terwijl het met name draait om de kwaliteit en inzetbaarheid.”

Businesswaarde

“Een van onze specialisten op dit gebied opende ongeveer een jaar geleden de gesprekken met CAST Software. In onze wisselwerking kunnen we hun data rondom de kwaliteit van software combineren met onze benchmarkdata met betrekking tot de markt. Het resultaat is een unieke uitbreiding van ons portfolio. We voeren momenteel gesprekken met tientallen grote bedrijven, waarbij menig CxO zich afvraagt waarom dit nog niet eerder bestond”, aldus Cornelisse. METRI helpt daarmee de CIO, CFO en andere bestuurders bij het vertalen van de functionaliteit en kwaliteit van hun software naar businesswaarde: bijvoorbeeld met het oog op het bedrijfsproces, een business-capability of de concurrentiepositie. “Het is eigenlijk vreemd dat we met z’n allen zo lang gefixeerd zijn geweest op het benchmarken van zaken die de operationele IT betreffen, terwijl niet alleen de investeringen in ontwikkeling steeds groter werden, maar ook het belang. Iedereen accepteerde dat kennelijk. Inmiddels is een complete mindshift gaande.”

Verticale benadering

“Er waren natuurlijk al leveranciers die de kwaliteit van software monitorden. Het verschil is dat deze een verticale benadering hadden, puur op de code zelf. Wat wij nu zien gaat zelfs verder dan het beoordelen van de systeemkwaliteit. Klanten vragen ons nu bijvoorbeeld ook om advies op het gebied van governance, integratie, softwarestrategie en wellicht zelfs meer. We gaan in toenemende mate bijdragen aan het totaalplaatje. Dit is een totaal nieuw speelveld.”

Het mooie is dat de keuze voor kwaliteit uiteindelijk bij de klant ligt. “Deze kan omwille van de kosten of time-to-market bijvoorbeeld kiezen voor een lager kwaliteitsniveau. Soms zijn dingen namelijk gewoon goed genoeg. Het belangrijkste is dat het allemaal transparant wordt. In andere gevallen kan gevraagd worden om een hogere kwaliteit in het kader van meer functionaliteit of snelheid, doorgaans tegen een hogere prijs. Dat maakt eventuele onderhandelingen met de leverancier een stuk gemakkelijker. Sterker: softwaremakers kunnen hun dienstverlening met de monitoring enorm verrijken, wat de relatie met klanten zal versterken.”

Transparantie

Volgens Paul Cornelisse gaat de gezamenlijke dienstverlening met CAST Software stukken verder dan het model van een CISQ of in Duitsland TÜV: “Wij samen hebben vooral transparantie boven aan de lijst staan. Deze transparantie biedt uiteindelijk onze klanten – dat zijn zowel leveranciers als eindgebruikers – een samenwerkingsmodel waarbinnen zij zich echt kunnen focussen op waarde. Wij CIO, de CTO en de architect, want die zijn altijd al een groot voorstander van transparantie geweest. Vooral vanuit development was er evenwel enige weerstand. Dat kan ik me trouwens wel voorstellen, onder meer vanwege het idee dat ze langs de meetlat gelegd werden. Het beoordelen van de code was bovendien een ‘nice to have’ en werd buiten de IT-serviceproviders niet strikt noodzakelijk geacht. Dat is in het digitale tijdperk sterk veranderd. Naast time-to-market is kwaliteit intussen veel belangrijker geworden, bijvoorbeeld in termen van resilience, security, dataprivacy, integratie, enzovoorts. Dat alles geeft ons momenteel de wind in de rug. ”merken dat de discussie met klanten en hun leveranciers totaal veranderen; het gaat niet langer om puur de codekwaliteit, maar hoe je met elkaar samenwerkt om tot het beste resultaat te komen.”

“Daarmee is de cirkel rond, want dan draait het om de toegevoegde waarde van diverse partijen binnen een ecosysteem”, aldus de METRI-directeur. “Voor een softwarehuis betekent deze transparantie misschien even aanpassen of zelfs een tijdelijke dip in inkomsten, maar uiteindelijk zal de relatie met de klant erdoor verbeteren. Zij worden immers een businesspartner in plaats van een kostenpost.”

“HET DRAAIT OM DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN DIVERSE PARTIJEN BINNEN EEN ECOSYSTEEM”

Voor steeds meer bedrijven wordt IT een commodity, iets wat je in feite als cloudservice uit de muur kunt betrekken. Daarmee is de kwaliteit van de software toch de verantwoordelijkheid en zorg van de cloudleverancier en niet van de CxO? “Juist in het huidige tijdperk van cloud in IoT draait alles om het verbinden van verschillende systemen. Niet alleen computers, maar ook slimme auto’s, devices, sensoren, steden, medische dossiers, enzovoorts. Business en IT zullen daarmee steeds meer versmelten, en daarmee een wisselwerking tussen verschillende functies. Deze nieuwe architectuur is vol mogelijkheden, maar doet tegelijk wel een groter beroep op security en data-integriteit. Digitalisering is een enorme driver. Als CAST kunnen we aangeven in hoeverre software en systemen klaar zijn voor alle nieuwe dingen die CIO’s, businesses, ontwikkelaars en bestuurders voor ogen hebben.”

Generatie Z spreekt zich uit

Bron:‘Boardroom IT, een uitgave van ICT Media

SCHIPHOL-RIJK – Over generatie Y en Z wordt veel gezegd en geschreven, maar zelden gaat de oudere garde direct de dialoog aan. In het kader van het project ‘IT-egosystems’ zocht METRI contact. De workshop met HU-studenten Business Information Management (BIM) leverde interessante inzichten “Mijn vader heeft een academische opleiding, maar werkt momenteel als gastheer bij Kruidvat”, aldus een van de studenten. Niet voor iedereen ligt een glansrijke toekomst in het verschiet, zo is de verwachting.

Dat er minder buiten wordt gespeeld en meer tijd achter apparaten wordt doorgebracht, is slechts een van de maatschappelijke gevolgen van de razendsnelle ontwikkelingen op technologisch gebied. Ingrijpender is dat mensen vervangen worden door machines, ouderen vaker de boot zullen missen en sommige mensen gewoonweg kansloos zullen blijken. Zijn de BIM’ers van Hogeschool Utrecht daar bang voor, vraagt METRI-directeur Paul Cornelisse. “Niet echt. Voor ons zal er wel werk zijn, maar simpele administratieve taken zullen verder en vaker geautomatiseerd worden. Dat gaat nog veel meer banen kosten. Toch zie ik de ontwikkelingen vooral als een kans”, verwoordt een van hen de teneur.

Bijvangst

IT is een vakgebied dat de opkomende generatie kennelijk aanspreekt. Tijdens een korte voorstelronde bleek er bij de studenten volop passie voor het vertalen van technologische mogelijkheden naar oplossingen en het leggen van de connectie tussen techneuten en de rest van de organisatie. Gezien de gekozen studierichting is dat niet verwonderlijk. BIM behelst immers vooral het laten aansluiten van business op IT en omgekeerd. Het schept ook hoop, want zelfs na meer dan een decennium praten over alignement van business en IT, benoemen zowel in het kader van IT-egosystems ondervraagde CIO’s als leveranciers dit als een belangrijke succesfactor.

Inleven

Cornelisse: “Hoe zien jullie vanuit je huidige stage-ervaring, onderzoeksopdracht of studie de interne IT-organisatie van bedrijven aan de vraagzijde?” De jongeren kunnen zich lastig inleven in die problemen, want ‘IT is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk’. Iedereen onder de 25 jaar is ermee opgegroeid. Het probleem van veertigplussers om altijd maar bij te moeten blijven, voelen zij nog niet. Alhoewel: ook de BIM’ers erkennen dat het allemaal wel heel erg snel gaat. Een studente: “Veel aandacht moet uitgaan naar het koppelen van apps, apparaten en systemen met diverse onderlinge afhankelijkheden.” “Ouderen willen de IT controleren en beheersen, terwijl de jongeren vooral adaptief willen zijn en openstaan voor veranderingen”, aldus een van de studenten.

Ambities

Hebben bedrijven eigenlijk een maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de achterblijvers en overbodigen? “Er gaan niet alleen banen verdwijnen, de mensen die aan het werk blijven, zullen andere functies krijgen”, aldus een student. “De IT die wij straks creëren gaat ten koste van de mensen in achterstandswijken.” De studenten lijken hier min of meer in te berusten, al zit het ze duidelijk niet lekker.

Welke ambitie willen de BIM’ers binnen drie jaar verwezenlijken? Een studente: “Dat is lastig. IT is zo breed. Het kan de proceskant zijn, maar ook de technologie. Meestal rol je vanzelf ergens in.” Een ander zoekt in een toekomstige werkkring vooral flexibiliteit. Een studiegenoot wil liefst uitdaging, afwisseling en innovatieve dingen doen. Het zelfstandig ondernemerschap is voor meerdere aanwezigen een aantrekkelijk idee.

Tot slot

Klanten verlangen nu maximale schaalbaarheid, kwaliteit, snelheid en flexibele afrekenmodellen”, stelt Raymond Linkers, directeur Sourcing bij METRI. “Dat kan niet alleen bij de leveranciers gelegd worden. Daarover willen wij een open dialoog tussen klanten en leveranciers. Meer transparantie in kosten en opbrengsten zal bijdragen aan wederzijds begrip. Jullie houding en inbreng zal daar zeker bij helpen.”

Lees hier meer over het IT-egosysteem project van METRI.


De CIO op vakantie: is dit wat ik wil?

De CIO is moe. Aan vakantie toe? Ook. Maar ik vrees dat drie weken Toscane of St. Tropez niet de oplossing is. Ik denk dat de CIO er vooral veel baat bij heeft dat hij een nieuwe rol krijgt of neemt. De oude CIO-rol staat onder druk en dit zorgt voor onzichtbare paniek. Nergens voor nodig, deze ontwikkeling is juist een zegen!

Ik ben een hobby-wielrenner. Volgende maand ga ik weer kijken hoe het met zwaartekracht gesteld is in de Italiaanse Dolomieten. Ik volg het professionele wielrennen ook op de voet, omdat ik mooie verbanden zie met het bedrijfsleven. Neem Maarten Tjallingii. Een topwielrenner, die nu voor zichzelf gaat beginnen. Hij gaat teams motiveren. Tjallingii weet alles van wielrennen, maar heeft geen zin meer om zichzelf voor elke wedstrijd op te peppen en elke week zijn benen te scheren. Daar is hij klaar mee. Hij gaat teams leren fietsen, leren pijn lijden en hij gaat dichter bij de sponsor staan en deze helpen de doelen te verwezenlijken. En als die doelen met de gekozen koers onhaalbaar blijken te zijn, gaat hij vertellen hoe het wél kan.

Ik zie en spreek veel Tjallingii’s binnen IT-bedrijven. CIO’s die geen CIO’s meer zijn of willen zijn. Ik zie echt bekende CIO’s de stap maken naar de business. Op hun kaartje staan die drie letters niet meer, nee er staat bijvoorbeeld: business director. Of technology officer in een business divisie. Het bekendste voorbeeld is Jeroen Tas, het goudhaantje van Philips. Een pur sang IT-man, die nu als CEO van de Connected Care-tak een dienstenmodel op poten zet voor medische apparaten. Hij bedenkt nu met succes business concepten met gebruik van technologie, waar hij zoveel vanaf weet. Hij heeft nog steeds een IT-rol, maar praktiseert dit in de business omgeving. Goed voor het bedrijf, goed voor Jeroen Tas.

Voor Frans Woelders van ABN Amro geldt zo ongeveer hetzelfde. Hij werd samen met Tas in 2013 uitgeroepen tot CIO van het jaar. Nu is hij verantwoordelijk voor de retail banking bij de bank. Je ziet een bijna natuurlijk proces bij jonge, ambitieuze managers in de IT die voor een senior rol in een groot concern in aanmerking willen komen. Zij blijven niet hangen in de standaard CIO-rol maar zoeken de business op, worden ‘business program manager’ of ‘program director’. Zodat ze echt business gerelateerd aan de gang gaan, ervaring opdoen.

Er wordt ook steeds vaker gepleit voor de afschaffing van de CIO. Een andere functietitel op het visitekaartje heeft twee voordelen. De voormalig CIO krijgt weer lol in z’n werk. Sommige information officers doen dit – geïsoleerde – werk al heel lang en zijn het al een tijdje zat. Een rol in de business is dan ook veel directer en interessanter. Door alle technologische ontwikkelingen komen er steeds meer standaardoplossingen, het echte IT werk verdwijnt. De intrinsieke waarde van IT is niet echt sexy meer. Wat je er mee kunt doen in de business, dat is pas sexy. En daar focussen steeds meer bedrijven zich op.

Dan voordeel twee. Vroeger had de CIO veel meer een transformerende rol. Nu zijn er bedrijven die hun technologie willen veranderen, zoals uitzendketens die hun kantoren willen sluiten en daarvoor in de plaats slimme software en digitale portals met linkjes naar LinkedIn en Facebook creëren waardoor alles als een externe dienst wordt afgenomen met zo weinig mogelijk eigen IT. In dat soort organisaties is de CIO niet meer dan de bewaker van het ketelhuis. Eigenlijk gewoon de IT run baas. De man of vrouw die de kolen op het vuur gooit. Het echte werk gebeurt buiten zijn bereik.

Al die processen verlopen veel beter als de CIO met al zijn tech-kennis de business komt versterken. De business praat al jaren veel over IT en technologie, maar durft de woorden zelden om te zetten in daden. De nieuwe rol van de v/h CIO wordt dan ook: zorgen dat de business accelereert met slim gebruik van technologie. Hij gaat met in- en externe partijen praten, wordt een integrator, facilitator. Hij weet wat er in markt speelt en omdat hij zoveel van IT afweet, kan hij helpen de businessprocessen te versnellen. Hij praat met klanten. Hij is veel meer communicator dan een techneut.

Wil de CIO dat wel worden? Dat is gelijk de keerzijde van deze redenering. CIO’s die te weinig gevoel hebben voor business. Of gewoon hardcore techneut willen blijven. Hoe ziet voor hen de toekomst eruit? Zij die de stap naar de business wel willen en kunnen maken, en in staat zijn hun ego een nieuwe plek te geven, gaan een mooie tijd tegemoet. Het werk wordt boeiender en de toepasbaarheid van technologie zal dichter bij de eindgebruiker staan. Misschien iets om over na te denken, daar in Toscane of St. Tropez?


Wie stopt de digitale polonaise?

De technologische vooruitgang is overal zichtbaar, ook in de agrarische sector. Tegenwoordig kan de boer op afstand regelen waar zijn koe graast. Dat gaat niet meer met hekken maar met zenders en sensoren. Heel bijzonder, maar met digital vision of digital transformation heeft het niets te maken.

Hekken weg, is het adagium in de landbouw. De digitale vooruitgang heeft er onder meer voor gezorgd dat houten omheiningen aan de rand van het weiland totaal overbodig zijn. De koe is uitgerust met een sensor die in verbinding staat met een ontvanger in de boerderij. Onder de grond ligt een dun draadje, precies op de plek waar tot voor kort zijn hek stond. Komt de koe binnen vijftig centimeter van het draadje, dan hoort hij piep. Gaat hij over de grens, dan volgt een stroomstootje. En zo kan de boer de koe efficiënter laten eten door hem naar de juiste graasplek te dirigeren.

Dit vind ik nu een treffend voorbeeld van gebruik van nieuwe technologie in bestaande business. Maar in ons IT- vak praten we niet over ‘gebruik van nieuwe technologie’. Nee, het gaat over digital transformation. Of, in dit voorbeeld: digital transformation in farmers life.

Digital transformation, je hoort niet anders tegenwoordig. Maar het raakt eigenlijk kant noch wal. We transformeren naar een meer digitaal gedreven business. Je gaat niet meer naar de supermarkt, maar bestelt via een appje de AH-box. Dat is geen digital transformation maar een nieuwe manier van zaken doen. Maar, kuddedieren als we zijn, we lopen met z’n allen achter de hype aan. Iedere adviseur zegt vandaag de dag: we help you to transform your company into a more digital company. Holle frasen. Je gebruikt technologie om de bestaande business modellen te veranderen. Dat klinkt minder sexy, maar het heeft wel meer nuance.

Een ander containerbegrip is digital vision. Digitale visie bestaat helemaal niet. Je hebt een visie waardoor je anders over je business nadenkt en die visie wordt gestuurd door nieuwe technologie. Er is geen boardroom waarin het onderwerp op de agenda luidt: heden digitaal transformeren.

Het is heel belangrijk om nuances aan te brengen en niet in de polonaise aan te sluiten. Weten al die digital visionairs wel dat 85 procent van de business vandaag de dag bepaald wordt door de traditionele manier van zaken doen? Ons bedrijf heeft nog nooit zoveel business gedaan volgens de traditionele modellen als in het afgelopen anderhalf jaar. Ik zeg niet dat het een beter is dan het ander en ik juich de technologische vooruitgang enorm toe, maar het een kan beslist niet zonder het ander. Nu lijken adviseurs te zeggen: ‘gooi alle traditionele modellen de vuilnisbak in, ga over op digitaal en het leven lacht je toe’. Nogmaals, 85 procent van de omzet komt uit de ‘oude wereld’.

Zorg voor ruimte om nieuwe technologie uw business te helpen veranderen, maar zonder fanfare en hoempapa en doordacht, stap voor stap. Die houding is vaak ver te zoeken. Alles moet sneller en sneller en nog sneller en bedrijven negeren het liefst vandaag nog welke legacy is opgebouwd, terwijl die bagage nog zo essentieel is bij het (digitaal) zakendoen.

Dat alles snel gaat heeft veel voordelen. Uiteraard. Vroeger werd in anderhalf jaar een nieuwe auto ontwikkeld, nu in drie maanden. Computermodellen en 3D-printtechnologie hebben alles in een stroomversnelling geplaatst. De bakker zegt ook: ik moet sneller nieuwe smaken ontwikkelen, hoe weten we wat de markt wil? En dus gaat hij data verzamelen in winkels. Dat is geen digital vision, dat is technologie gebruiken om een nieuwe business modellen te ontwikkelen. Het is logisch blijven nadenken. Een geweldige digital vision zonder een goede relatie met je klanten levert je niets op. Daarom geloof ik dat zo’n geweldig hip digitaal medium als Twitter het jaar 2020 niet haalt. Net zoals veel start-ups de unicorn fase niet halen. Ik hoor zoveel geschreeuw, zoveel vorm en zo weinig echte inhoud. Te weinig praktisch, te weinig voeten in de aarde. Zij kunnen ook wel een stroomstootje gebruiken. Dat zal ze leren.



Gevolgen robotisering van automatisering onderbelicht

Kunstmatige intelligentie en robotisering zullen veel operationele beheer­ taken in de IT op de niet zo lange termijn overbodig maken. Ook in andere sectoren zal er een flinke impact zijn als cognitieve technologie kenniswerk vervangt. De gevolgen voor de werkgelegenheid en de economie krijgen te weinig aandacht in de sourcingwereld waar kortetermijndenken overheerst. Dat moet anders.

We staan er weinig bij stil. Op dit moment is een stille technologierevolutie gaande die in elke sector en in elke organisatie een flinke impact heeft op het werk. Ook in het domein van de IT is de rol van geautomatiseerde processen niet meer weg te denken. Technologische veranderingen gaan uitdagend snel. De komst van de IT-fabriek waar mensenhanden nauwelijks meer aan te pas komen, valt samen met een tijd waarin klanten basisproducten en diensten in de IT tegen lage kosten wensen af te nemen. De IT is wat dat betreft een fastfoodketen, waar diensten tegen minimale kosten en korte termijnen verkrijgbaar zijn. In deze setting komen spelers er niet meer mee weg om kleine zaken aan te passen in hun eigen organisatie. Proactief ‘kannibaliseren’ op het eigen portfolio in een klimaat waar geldt: eten of gegeten worden. Dat heeft gevolgen voor brede groepen IT ‘ers, terwijl de marktsituatie de betrokken organisaties weinig ruimte biedt voor een adequaat antwoord. Waar dit op uit kan draaien is goed te zien aan de bijna volautomatische terminals die in het nieuwste gedeelte van de Rotterdamse haven operationeel zijn.

‘We zijn bezig onszelf overbodig te maken zonder oog te hebben voor de sociale consequenties”

Banenvernietigingsmachine

Vakbondsbestuurder Niek Stam van FNV Havens noemde de nieuwe terminals op de tweede Maasvlakte in een recente televisie-uitzending van Tegenlicht een banenvernietigingsmachine in plaats van de banenmotor die het door de voorstanders van Internet of Things en robotisering is genoemd. Ook in een interview voor het boek ‘Oog om oog, hand in hand – van egosysteem naar ecosysteem’ benadrukt Stam dat deze schaduwkant meer aandacht moet krijgen. “We zijn bezig onszelf overbodig te maken zonder oog te hebben voor de sociale consequenties.” In de Rotterdamse haven staan 800 van de 3600 banen op het spel met alle gevolgen voor de lokale economie. Werkgevers en vakbonden zijn in gesprek om ontslagen te voorkomen, maar de malaise in het containervervoer maakt dit lastig.

In het SER-overleg tussen werkgevers en vakbonden over de gevolgen van robotisering moet er meer aandacht komen voor werknemers. De vakbond wil de mogelijkheid van een basisinkomen op tafel. Ook een robotbelasting van enkele jaren is een optie om nadelige effecten op de economie te verzachten. “Het is tijd voor andere denkwijzen”, aldus Stam.

Dialoog

Of er in de sourcingwereld een discussie op gang komt over robotisering en de impact op de werkgelegenheid, is nog maar zeer de vraag. De sourcingwereld bestaat voor een groot deel nog steeds uit twee aparte niet­ geïntegreerde werelden. Om dichtbij onszelf en de mensen te blijven zou dit wel moeten.



METRI is een Fact Based IT adviesorganisatie gespecialiseerd in sourcing en benchmarking die organisaties helpt bij het verbeteren van de inrichting en besturing. Via een maandelijkse nieuwsbrief blijf je op de hoogte van marktontwikkelingen en trends.

[wysija_form id=”1″]

Rutte, Van Gaal en sourcingdeals hebben veel gemeen

Kunt u zich dat gesprek nog herinneren, van Pauw & Witteman met Mark Rutte en Diederik Samsom? Het leek wel een verliefd stel, de kersverse coalitiepartners. We zijn nu bijna vier jaar verder en conflicten, onenigheid en bijna-escalaties volgden elkaar in hoog tempo op. Zoals in bijna elk huwelijk. Bij outsourcing-partners is het al niet anders…

Het begint allemaal zo prachtig. Als er een outsourcing-contract tot stand moet komen, worden alle charmes uit de kast getrokken. Het is keihard werken om elkaars hart te veroveren, om élkaar te veroveren. Beleefdheden over en weer, complimenten te over, het kan niet op. En al die mooie woorden en genereuze gebaren zorgen voor een saamhorigheid waar je u tegen zegt. En dan hét moment. Bij verliefdheden is het de kus, in de politiek en in de wereld van de IT is dat de pennenstreek. Het contract wordt getekend en meteen is er euforie. Louis van Gaal weet daarover mee te praten toen hij bij Manchester United tekende. Zijn droomclub. In de wereld van de outsourcing worden ook droomcontracten getekend. Maar de realiteit haalt hen snel in, dat weet Louis van Gaal als geen ander.

Na de verliefdheid zijn er de problemen. In politiek Den Haag worden die in achterkamertjes opgelost. En zo gaat het bij ‘ons’ ook. Problemen zijn onvermijdelijk, uiteindelijk heeft iedereen zijn eigen, particuliere belangen. Maar in het tweede jaar moet de partijen er wel staan, zij aan zij. Dan moet er gescoord worden, resultaten behaald. In de politiek loopt de slimste partner met de successen weg maar praat naar buiten toe over ‘wij’. En dan het derde jaar, het jaar dat Van Gaal niet eens gegund werd, komt vaak de klad of de sleur erin en dromen we soms stiekem van een nieuwe partner. Ruzietjes worden niet meer in de kleedkamer uitgevochten, maar voor de camera. Om de boel niet te laten escaleren nemen we niet te veel risico’s, gaan we pappen en nathouden om het huwelijk in stand te houden en verlengen we onze kabinetsperiode met de afspraak dat we weliswaar kritisch maar vooral lief voor elkaar zijn. The thrill is gone. En soms, als we echt niet verder met elkaar willen, gunnen we elkaar geen gezamenlijke overwinningen en sneuvelt er af en toe een minister – of een service delivery manager – en is er van vooruitgang allang geen sprake meer.

Coalities, huwelijken, voetbaltransfers, outsourcingdeals: allen hebben dezelfde achilleshiel. Namelijk: er is te weinig een lange termijn aanpak. De keuzes zijn gestuurd door vandaag en morgen. Al een decennium lang verbaas ik me over de steeds mooier wordende innovatieteksten in sourcingcontracten, xla’s, kpi’s en andere veelbelovende afspraken. Er zijn uitzonderingen, zeker. Maar in 70 tot 80 procent is kortetermijndenken koning. In Den Haag wordt dan gescoord met het verhogen van de maximumsnelheid. Marginaal management, meer is het niet. Bij Manchester met de miljoenenaankoop van een wereldster die totaal niet in het team past. En in de IT-wereld is het al niet beter. Hoe het wel zou moeten? Binnenkort komen we met wat waardevolle adviezen. Dan pas? Kom zeg, de lange termijn, weet u nog?



METRI is een Fact Based IT adviesorganisatie gespecialiseerd in sourcing en benchmarking die organisaties helpt bij het verbeteren van de inrichting en besturing. Via een maandelijkse nieuwsbrief blijf je op de hoogte van marktontwikkelingen en trends.

[wysija_form id=”1″]

Internet of things: handig, voor als je sloep volloopt

Een collega kwam juichend ons kantoor binnenlopen. Hij liet zien dat hij nu via een nieuwe app zijn huis op afstand kan verlichten en verwarmen.  En die app onthoudt ook hoe warm het de vorige keer in huis was en hoe licht. The internet of things. De Grote Vooruitgang. Maar wanneer doet de voortrazende technologie er nu echt toe?

Sta mij toe u met nog een voorbeeld te vervelen. In de winter valt er veel neerslag. Die neerslag bereikt ook de sloepjes van de beter bedeelde Nederlander aan de rand van de Amstel en de Loosdrechtse plassen. Nu gaat de ontwikkeling van low ratio verbindingen op het  lagere frequentienetwerk ook erg hard. Je kunt tegenwoordig op alles een sim plaatsen dat bij vooraf ingestelde waarden een alert afgeeft. Er is een bedrijf dat er z’n business van heeft gemaakt om deze technologie toe te passen op de bootjes om ons heen. Als de boot tot op een vooraf bepaalde hoogte water binnenboord heeft, gaat dit bedrijf als dienst het water lozen. Ik vind dat niet iets om over naar huis te schrijven, eerlijk gezegd. Ga echte problemen in de wereld oplossen met je internet of things, denk ik dan.

Dat ik zo denk is niet helemaal terecht. Want met deze ontwikkeling en deze marketing gedreven pilot-achtige projecten komt de wereld wel verder. Want binnenkort kan zo’n sensor ook aan de rolstoel van oma bevestigd worden. En als zij valt is het wel heel fijn dat er ergens een belletje afgaat. Maar de balans tussen fun en fact, tussen decadente hype en effectieve noodzaak is nog zo ver te zoeken. Ik ben fervent volger van de

moderne wereld, maar ik zie zoveel bubbles. Zoveel gebakken lucht. Zoveel hypes. Zóveel internet of things waar we zó weinig aan hebben. Ik ben de eerste die toejuicht dat de nieuwe technologie steeds makkelijker toepasbaar is. Het is allemaal bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar. Maar wat me stoort is de mystificatie. Iedereen schreeuwt van de daken dat we nergens meer zijn zonder big data en data analyse. Maar wat kun je er nu echt mee, waar is het écht nodig? En waarom wordt de moderne wereld zo los gezien van de traditionele? Terwijl ze niet zonder elkaar kunnen.

Middenstanders worden ook met een hoop geschreeuw geconfronteerd. Als winkeliers big data gaan inzetten weten ze alles van de klant en gaat de omzet weer sky high. Volgens mij moet de winkel er in eerste instantie voor zorgen dat er een professionele bediende staat die een topservice aanbiedt en mij alles kan uitleggen over de huidige mode en wat goed bij elkaar past. Staat er een piepjong (en goedkoop) leuk koppie met een dito decolleté op me te wachten dan ga ik niet eens naar binnen. Tegen een degelijke kracht die mij goed helpt kunnen nog geen duizend yottabytes aan big data op.

Het een is niet beter dan het ander, begrijp me goed. Het is en/en. Zo ook met bimodal IT. We praten over twee snelheden: die van de traditionele IT en die van de nieuwe. Die twee worden tegen elkaar afgezet terwijl ze juist moeten samenwerken en integreren. We zien te veel dingen los van elkaar. We praten over big data en vinden het al helemaal niet meer interessant om te praten over data centers. Winkeliers moeten over naar big data, terwijl ze al zoveel data in huis hebben. Zij kunnen zo nagaan op welk tijdstip het op zaterdag het drukst is.  En daar kan de winkelier naar handelen door op dat tijdstip een extra kracht neer te zetten. Zo simpel kan handelen naar beschikbaar data zijn. Het hoeft alleemaal niet zo extreem en sophisticated.  Graag wat meer praktische toepasbaarheid en wat minder hypes gebaseerd op verleiding. Iets meer to the point. Kan dat?

Over mixen gesproken. Ik ben elke dag met IT bezig. Met big data. Met the internet of things. Zaterdag was ik vrij. Ging ik houthakken met mijn niet gerobotiseerde hakbijl. Met mijn groene laarzen, offline gekocht in de winkelstraat. Ik beukte me suf op dat hout, voelde me weer een echte man, in plaats van een mechanisch, via apps aangestuurd wezen. Zo creëer ik balans. Ik kan het iedereen aanraden.

 

Jeugd ademt innovatie

Ze zijn lui, ongeïnteresseerd, liggen op de bank met hun iPads en zijn totaal niet bezig met wat er in de wereld om ze heen gebeurt. De generaties Y en Z. De studenten van nu. Zij moeten straks voor ‘onze’ business en innovatie zorgen. Mooie boel. Dat kan natuurlijk nooit wat worden.

Wie een mening wil hebben over de jeugd van tegenwoordig moet de jeugd van tegenwoordig aanspreken. Een goede relatie van ons, tevens universitair directeur van de faculteit informatica, beklaagde zich over de onbereikbaarheid van de studenten. ‘Ze zitten in hun eigen netwerkjes, daar kom je niet tussen.’ Dat liet ik me geen twee keer zeggen. In het kader van onze project IT Ego-systems, waarin we de IT en met name de sourcingwereld in kaart proberen te brengen en visies verzamelen, nodigden we 12 studenten uit voor een workshop met pizza en bier. Waarom? Omdat we deze toppers van de toekomst graag op onze radar hebben. En omdat dit onze klanten van straks zijn. En omdat je niet een boek kunt schrijven over de toekomst zonder de toekomst aan te horen.

Het werd een verbazingwekkend verrassende happening. Drie van de twaalf waren in pak gekomen, de rest was casual. Ik geef meteen toe: ik had ook een (verkeerd) beeld van tevoren. Ik verwachtte een aantal kakkers en contactgestoorde eigenheimers van wie de argwaan naar mij, de oude sok van ruim 50, af zou spatten. Niets was minder waar. Het twaalftal bleek pro-actief, creatief en welwillend. Als ze aan het woord waren stonden ze echt voor hun zaak. Volwassen, actief en zelfbewust. En wat mij helemaal geruststelde: de jongens en meisjes van de faculteit Business Innovation Management waren sociaal betrokken en ze wisten veel meer van het bedrijfsleven dan ik had verwacht. En hun visie was bijna eensluidend: ze gaan voor delen, niet voor een zwaar betaalde baan, voor uitdagingen en flexibiliteit. En ze zijn zich bewust van de generatiekloof: ‘Ouderen willen de IT controleren en beheersen, eventueel geholpen door de diverse frameworks, terwijl jongeren vooral adaptief willen zijn en open staan voor veranderingen.’

Passie voor de praktijk

Het allermooiste vond ik hun passie voor de praktijk. Zodra we het over het werk hadden, wilden ze de praktijk van vandaag tot in de nieren proeven. Die gretigheid! Daarom is het best wrang dat ze langer (moeten) leren omdat sommigen geen banen kunnen vinden. Ze willen zo graag aan de slag. Ja, dan mogen ze stages doorlopen, om ervaring op te doen. Krijgen ze niks voor. Terwijl het gewoon mensen zijn die aan de bedrijven waar ze stage lopen al echt iets toevoegen. Wij hebben een stagiair die een dag in de week voor ons werkt en daar een prima boterham mee kan smeren. Zoals het hoort.

Op de avond van de workshop nam een van de studenten het woord toen het over kansen op de arbeidsmarkt ging in relatie tot robotisering. ‘Het probleem is nog veel groter dan u schetst. Mijn vader heeft twee masteropleidingen voltooid. Maar wel de verkeerde, want hij is nu gastheer bij het Kruidvat.’ Hij bloosde niet eens. Toen mijn vader failliet ging durfde ik bijna niet meer op school te komen van schaamte. De generaties Y en Z schamen zich niet. Ze zijn realistisch.

Wat gaan de generatie Y en Z ons brengen? Veel. Iedereen die jonger is dan 25 is opgegroeid met vernieuwing, of het nu gaat om hardware, apps of eten bestellen. Mijn generatie praat veel over innovatie. De jeugd van tegenwoordig niet. Het zit standaard in hun hoofd. Alsof je tegen ze zegt: denk je er wel aan om voldoende adem te halen vandaag?

En het bleef nog lang onrustig die avond, tussen de pizza’s en het bier…


METRI is een Fact Based IT adviesorganisatie gespecialiseerd in sourcing en benchmarking die organisaties helpt bij het verbeteren van de inrichting en besturing. Via een maandelijkse nieuwsbrief blijf je op de hoogte van marktontwikkelingen en trends.

[wysija_form id=”1″]

Cloudpartijen zonder focus zijn luchtkastelen

Mijn dochter leerde mij een truc. Als je op een been wilt staan, zoals een ooievaar, moet je heel gericht naar een klein vlekje op de vloer kijken. Dan blijf je staan. Kijk je naar meerdere punten, dan val je om. Focus heet dat. En dat is nu precies waarom Amazon het zo voortreffelijk doet in de technologie, de economie én de samenleving. Maar hoe lang?

Amazon is het voorbeeld hoe technologie, economie en de samenleving bij elkaar komen. Aanvankelijk leverde het bedrijf muziek en boeken op bestelling, later is daar opslagcapaciteit bijgekomen. De public cloud. Alles is beschikbaar, bereikbaar en tegen minimale kosten te verkrijgen. Wie (even) veel storage nodig heeft ‘huurt’ een server bij Amazon en met een muisklik heb je een hoeveelheid extra capaciteit waar we een paar jaar terug nog niet van durfden dromen. Dit betekent dat je vrij eenvoudig (en tegen geringe kosten) een eenheid extra product kunt ontwikkelen, waarna je die slim plugt via de sociale kanalen en voor je het weet is er een hype. Geweldig toch? Bedrijven en particulieren, de samenleving, stelt ook steeds hogere eisen. We want it all. And we want it now. En we krijgen het nu. Alles is beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar. Dankzij bijvoorbeeld Amazon.

Nu zijn er flink wat bedrijven die hetzelfde willen als Amazon. Allicht. En wat ze vooral willen: een toonaangevende rol in de cloud. Maar het lukt niet. Google legt het af en Microsoft moet miljarden investeren. Net als Rackspace, dat nu een propositie heeft die juist ondersteuning verleent aan diensten als die van Amazon en Microsoft. If you can’t beat them, join them. Atos heeft haar gewaagde en ambitieuze strategie met Canopy ook moeten bijstellen. HP is met Helion  afgehaakt in de public cloud. En hoe komt dat? Door de focus. Of het gebrek eraan. Amazon heeft zo’n 100.000 ontwikkelaars die uitsluitend gericht zijn op de cloud. Microsoft en Google doen het ‘erbij’, die hebben ook nog de zelfrijdende auto, de glasses en de Internet of things. Dat is een keuze. Zelf doe ik aan wielrennen. En niet ook aan squash en niet ook aan golf. Mijn focus is gericht op de bergen. Mijn dochter kijkt naar het vlekje op de vloer, als ze een rekoefening op één been doet. Als je iets doet, doe het dan goed.

Amazon kan dus op zijn lauweren rusten? Heeft het bedrijf van niemand wat te duchten? Integendeel. De achilleshiel van Amazon lijkt haar afkomst. We hebben het over een Amerikaans bedrijf en aan Amerikaanse internetbedrijven kleven nogal wat nadelen. En die bevinden zich vooral op het pad van de security. Zo is de dienst Safe Harbour in het leven geroepen om de inlichtingendiensten in de VS op hun wenken te bedienen. Want die willen bij alle gegevens kunnen die via Amazon binnenkomen. Uw gegevens dus. Zoals we van Edward Snowden weten worden de gegevens massaal afgetapt voor spionage en anti-terreurdoeleinden. In Europa vinden we Safe Harbour nogal indruisen tegen onze privacyrechten. Max Schrems, Oostenrijks privacyvoorvechter en luis in de pels van Facebook zegt: ‘We hebben absoluut geen enkele controle op wat Facebook doet met privéberichten, posts, IP-adressen en alle data die ze hebben van je telefoon-apps. En je mag niet eens zien wat ze ermee doen. Het enige waar ze over praten is de zichtbare front-end. Waarom Facebook dat doet? Omdat iedereen zou flippen als ze zien wat er met onze data gebeurt.’

En nu staat naast onze eigen KPN, met de slogan Veilig uw gegevens dichtbij, ook T-Systems op. Net als T-Mobile een kind van Deutsche Telekom, een van de grootste IT-service bedrijven van Europa. Van Duitsers is bekend dat ze overdreven zelfkritisch zijn en arrogant, zoals analist Jens Jenssen van Die Zeit al eens zei. T-Systems wil de oorlog aangaan met Amazon. En een oorlog is het. De klant, de samenleving, merkt er niets van, maar achter de schermen wordt keihard gevochten. En de Duitsers hebben een imposante partner in crime in het Chinese Huawei, met wie ze met de Open Telekom Cloud de hemel gaan bestormen. Het is best arrogant te denken dat het een succes wordt. Maar het kán wel een succes worden. Een succes gestuwd door chauvinisme. Want veel Europese bedrijven (en consumenten) keren zich tegen de Amerikaanse conglomeraten, vanwege de vergaande privacy schendingen die nogal een onveilig gevoel geven. Maar ook omdat het wij-gevoel voor de VS aan deze kant van de oceaan ontbreekt. Zelf zit ik op Spotify. Apple gooit mij intussen dood met aanbiedingen dat ik Apple Music als de sodemieter moet downloaden. Maar Spotify is  Zweeds, Europees. Dus kies ik voor Spotify. En wat ook zo mooi is: de Duitsers en Chinezen hebben focus. Vanuit China gaan zo’n 100.000 ontwikkelaars aan de slag. Kijk, dat lijkt er tenminste op. En wat gaan SAP, IBM en Oracle nu doen? Mengen zij zich nu ook veel nadrukkelijker in het strijdgewoel? Gigantische partijen die met een technologische en economische blik hun focus richten op de samenleving. Dat kan maar één winnaar opleveren: u.

 

Cloud evolutie zet voort

Soms weet je dat er een ontwikkeling aan zit te komen die zo logisch lijkt, dat je er nauwelijks aandacht aan besteedt. Een paar jaar terug sprak ik met een collega over de verhouding tussen RAM gigabytes en vCPU’s in cloudservers. Wij voorzagen een stijging van de prijs van RAM’s ten opzichte van de vCPU’s. En zie: CenturyLink Cloud is de eerste aanbieder die de GB RAM hoger prijst dan de vCPU. Wake up and smell the coffee!

Natuurlijk was het leuk voor ons dat een voorspelling uitkomt, maar daar gaat het verder niet om. Nu de feiten. De RAM gigabytes van een cloudserver kent beprekende factoren, die zijn namelijk eerder vol en worden veel harder gebruikt dan vCPU’s met hun rekenkracht. Een server gebruikt eerder zijn capaciteit aan RAM geheugen maximaal, dan zijn vCPU’s. Er moest een keer een kentering komen in het verhaal dat je vooral voor de vCPU’s moest betalen en vrijwel niets voor het gebruik van RAM. Maar er was geen service provider die werkelijk tot actie overging. Nu heeft eindelijk één partij de prijzen van de RAM-bytes hoger gesteld dan de vCPU’s. Het zat er al jaren aan te komen, maar de markt wilde er niet aan.

Dat deze kentering is ontstaan is niet meer dan logisch en de reactie van CenturyLink is terecht. De RAM-byte is de beperkende factor en dan treedt in de ‘normale‘ wereld marktwerking in. Als de appeloogst mislukt en je verkoopt appels en peren dan worden de appels wat duurder dan de peren. Zeker als mensen die appels nog altijd heel hard nodig hebben. Want je kunt geen virtuele server afnemen zonder RAM. En nu is er dus een serviceprovider die ingrijpt. En zou je ze dus leader kunnen noemen als je het relateert aan de Magic Quadrant van Gartner.

Deze cloud serviceprovider gaat een kentering teweeg brengen waar de rest een vervolg aan moet geven. Net als in de mobiele telefoniemarkt. Vroeger kon je onbeperkt internetten, en moest je belminuten kopen. Nu is het precies andersom omdat er veel meer gebruik gemaakt wordt van data dan van de telefoon.

Eindelijk zien we in de cloudwereld deze marktwerking ook terug. Bedrijven nemen steeds meer servers af. Voorheen dacht men: ik neem per server af wat ik af wil nemen, het kost toch geen stuiver. Door de beperkende factor wordt dit nu dus duurder. Men moet dus opletten op het gebruik en intussen steeds meer aanschaffen. Pure marktwerking. De sector lijkt echt volwassen te worden.